Niet ieder reptiel heeft dezelfde behoefte wat betreft voeding. Wanneer we het over voeding hebben zijn reptielen zijn op te delen in drie categorieën.
Vleesetende reptielen
De eerste categorie die we behandelen zijn de vleeseters, deze groep hoef je het minst vaak te voeren van alle soorten reptielen. De jonge vleeseters moeten drie à vier keer per week hun eten krijgen. Een vleesetend reptiel die volwassen is hoef je ze nog maar om de tien tot veertien dagen te voeren. Een voorbeeld van een vleesetend reptiel is een slang.
Herbivoren
De tweede categorie reptielen zijn de herbivoren, dit zijn bijvoorbeeld landschildpadden en leguanen. Wanneer je deze reptielen groente voert moeten het altijd stevige (blad)groenten zijn. Voorbeelden van stevige groenten zijn onder andere andijvie, wortel, witlof, paardenbloemblad en prei. Zorg wel dat je voldoende varieert met de soorten groente die je aan je reptiel geeft, bij de leguaan is gevarieerd voedsel extra belangrijk. Wanneer je fruit wilt geven aan je reptiel kan dit, maar zorg dat dit nooit meer is dan 10% van de totale voeding op een dag. Wanneer je groente geeft aan een landschildpad of leguaan is het van belang dat je ook wat geweekte hondenbrokken toevoegt. De juiste verdeling is één hondenbrokje per negen stukken groente.
Insecteters
De derde en tevens laatste categorie zijn de insecteters. Een voorbeeld van een reptiel wat insecten eet is een salamander. Wanneer je de insecten in huis hebt moet je niet vergeten om ze bij te voeren, dit kan je doen met kippenlegmeel. Een beetje fruit of een stukje aardappel kan zorgen voor wat extra vocht. Het beste moment om de insecten te voeren aan je reptiel is direct nadat de ze hebben gegeten. Voer ze dan als een papje.
